maandag 14 januari 2013

Vuurwerk

Soms krijg je zo maar iets bijzonders in je handen. Een kennis die wist van mijn passie voor het verleden, bracht een aantal scherven voor mij mee. Eén daarvan was afkomstig van een zogenaamde vuurklok. Ik had er nog nooit van gehoord.

Vuurklok met platte kant
Een vuurklok, zo hoorde ik, was een kap die men rond de 17e eeuw gebruikte om een open vuur in huis af te dekken. De huizen waren koud en vochtig in de winter. Daarom maakte men in huis een open vuur in een zogeheten vuurplaats. Dat was geen klusje zonder gevaar. De meeste huizen waren tot in de Middeleeuwen van hout, riet en leem gemaakt. Er is weinig voorstellingsvermogen voor nodig wat er gebeurt met een vonkje in het riet.
Kleine huizen hadden daarom in de Middeleeuwen één tegen de wand gemetselde schoorsteen. Daar bevond zich de vuurplaats waarin het vuur werd gemaakt dat ’s nachts met een vuurklok werd afgedekt. Door de constructie van de vuurklok bleef het vuur heel zachtjes smeulen en kon het de andere morgen weer eenvoudig worden aangewakkerd.

Tondeldoos
Maar waarom niet gewoon het vuur doven en de andere morgen weer aansteken? Omdat dat ‘niet gewoon’ ging. In die tijd beschikten ze nog niet over de o zo handige zwavelstokjes om vlam te maken. Daarvoor had je een tondeldoos nodig. Dit was een doosje met tondel, een licht ontvlambaar materiaal, zoals bijvoorbeeld vlas of de tondelzwam. De tondelzwam bestaat uit heel fijne vezels die heel snel ontbranden. De ijsman Oetzi had ze ook bij zich om vuur te maken. Deze zwammen groeien nog steeds overal op dode bomen. Bij de tondeldoos hoorde nog een metalen ring (de vuurslag) en je had ook een vuursteentje nodig.De vuursteen werd op de ring geslagen en met de vonk die daarbij vrij kwam, kon je het vlas of de tondel laten branden. Tenminste, als je behendig was. Het was namelijk nog een hele kunst om de boel in vuur en vlam te krijgen. Bovendien was zo’n tondeldoos duur. Men wilde daarom graag ’s nachts het vuur zachtjes laten smeulen. Met al dat hout, riet en leem in de buurt moest dat natuurlijk wel veilig gebeuren en daarvoor werd een zogenaamde ‘vuurklok’ gebruikt.

Vuurklok rond
De klokvormige stolpen vuurklokken waren gemaakt van aardewerk, soms voorzien van luchtgaatjes en één of meer handvaten. Soms hadden ze een tuit die dezelfde functie had als de luchtgaatjes. Deze luchtgaatjes zaten er in om het vuur ‘s nachts niet te laten uitgaan. Er waren twee typen vuurklokken:
- ronde vrijstaande modellen;
- halfronde exemplaren die tegen de wand geplaatst kunnen worden, bij een schouw met een vlakke stenen achterwand.


Vuurklok rond
De scherven van vuurklokken hebben dan ook een geblakerde kant, maar er zijn ook scherven zonder roetkant gevonden. Vreemd? Toch niet. In de loop van de 18e eeuw werd de vuurklok vervangen door de as- en doofpot. De vuurklokken werden niet meer als vuurafdekkers gebruikt, maar stonden als siervoorwerpen in huis. Wat zijn ze mooi, die klokgave exemplaren.