maandag 12 december 2011

Zeeklit met keurig kapsel

Een mooi gekamd hoofdje, daar dacht ik meteen aan toen ik het karkas van dit mooie schepseltje vond. Het keurig gekapte bolletje is van een zeeklit.

De naam strookt helemaal niet met hoe de zeeklit eruit ziet. Alle haartjes liggen zo mooi in de plooi dat ‘zeecoupe’ wel een goede benaming was geweest. Of nóg deftiger : ‘zeecoiffure’. Ik vond het dan ook erg grappig toen ik las dat een zeeklit ook wel ‘hartegel’ wordt genoemd.
Met ‘coiffure’ nog in mijn hoofd sprak ik dit helemaal verkeerd uit: ‘harte-gel’ terwijl dit natuurlijk ‘hart-egel’ moet zijn.
Tot nu toe weten we nog niet veel meer van de zeeklit dan de parodie van namen die ik er op heb losgelaten. Maar wat is een zeeklit nou eigenlijk? 

Het is een grote hartvormige zee-egel. Het kale, erg breekbare skelet ligt vaak op het strand. Als ze nog leven, dan zijn hun lichamen overdekt met een zeer groot aantal dunne, korte stekels. Die liggen plat op het lichaam liggen en zijn naar achteren gericht. Het lijken meer op stugge haartjes dan op stekels, waardoor een levende zeeklit meer weg heeft van een harige aardappel. In het Engels worden ze dan ook ‘zee-aardappel’ genoemd.

Zeeklitten leven ingegraven in de zeebodem, ze houden een tunnel open naar het bodemoppervlak waar ze extra lange zuignap-voetjes doorheen steken. Met deze gevoelige voetjes zoeken ze op de oppervlakte van de zeebodem naar organisch afval. Vervuiling van de zeebodem met olie heeft daarom een nadelige invloed op ze.
Omdat de zeeklit in het zand leeft en een breekbaar skelet heeft, is hij erg gevoelig voor bodemverstoring. Als hij in een visnet terecht komt, is er weinig kans dat hij het overleeft, omdat hij met zijn tere skelet al snel platgedrukt wordt.

Nederlandse vissers noemen de zeeklit ook wel koeten-ei of zandbollen. In de wat noordelijker gelegen visgebieden, zoals de Oestergronden, kan een bodemvisnet (boomkor bijvoorbeeld) geheel gevuld met zeeklitten boven water komen, zo dicht opeengepakt leven ze soms op de bodem. En een visser vist op vis, niet op zeeklitjes, dus wanneer een visser een net vol met deze fragiele schepseltjes naar boven haalt, dan is hij daar niet blij mee.
Als de zeeklit sterft, dan laat haar lichaam daarna weinig sporen meer achter. De stekelhaartjes laten namelijk al heel snel los en de karkasjes zijn zo bros, dat het niet lang duurt voor ze helemaal zijn vergaan.
We waren dus beiden geluksvogels die dag op het strand. De zeeklit, omdat zij nu een prachtig plekje in een vitrinekast krijgt en ik, omdat die vitrinekast de mijne is.