zondag 3 april 2011

Wervelen in het water

Regelmatig vind je ze aan de spoellijn op het strand: vissenwerveltjes. Vaak zijn ze bruin/zwart van kleur en dit kan erop wijzen dat ze fossiel zijn. Ik blijf het opmerkelijk vinden dat organisch materiaal er in slaagt duizenden jaren nog te ‘overleven’. Toch is het niet zo dat al het botmateriaal even lang bewaard blijft. Stel je voor dat dat zo was, hoeveel botten zouden we dan wel niet hebben en hoeveel méér zouden we dán niet te weten zijn gekomen over de uitgestorven dieren?
Nee, het zijn de omstandigheden van de omgeving en de structuur van de botten die de houdbaarheid garanderen. Dit alles wordt onderzocht in de tafonomie. De tafonomie is de wetenschap die onderzoek doet naar gestorven organismen (Taphein=begraven, nomos = wet, regel). Maar waarom blijft het ene bot dan langer bewaard dan het andere? Dat hangt van diverse factoren af.

Een skelet kan uit elkaar worden getrokken door hongerige aaseters of opzij gegooid worden door opkomend water. Ook kan het te maken krijgen met een grote druk omdat het onder bijvoorbeeld een olifantenpoot belandt. Het bot kan barsten door de hitte van de zon of bedekt raken met zand of modder.
Al deze processen bepalen of, en zo ja, hoe goed het bot bewaard blijft.

Groot en sterk geeft de meeste overlevingskansen aan het bot. Dit blijkt wel uit de vondsten van dino- en mammoetbotten over de hele wereld. Vogels zijn het breekbaarst, hun botten breken of versplinteren vaak en je vindt ze maar zelden intact. Dit geldt ook voor sommige delen van de vis, de graten aan de wervelkolom zijn uiterst breekbaar, maar de wervels zijn bijzonder sterk. Zo sterk dat je ze jaren later, na een flinke was-, droog- en schuurbeurt door zon, zee en zand nog op het strand aantreft, waarna je er met een beetje creativiteit weer een vis van kunt maken.