zaterdag 29 januari 2011

Uitgerookte vondst

Een ongewone vondst op een stormige dag in november. Het is niet nodig de vindplaats van deze vondst, een kleipijpje, te beschrijven. De vindplaats wordt al meteen duidelijk wanneer je erin kijkt: 2 gewone strandschelpjes zitten in de pijp geklemd. Wat zit er voor een verhaal achter zo’n pijp? Wie heeft hem gerookt? Hoe leefde deze roker uit het verleden?
Omdat ik er wat meer van wilde weten, kwam ik terecht bij het museum van oudheden. De conservator daar sjouwde er meteen een paar boeken bij. Op het pijpje stond het getal 55. Dat getal leidt naar de maker van dit moois want hierdoor werd duidelijk dat het om een Goudse kleipijp ging, gemaakt door P. Goedewaagen & Zoon.
Het onderzoek ging verder, er stonden ook nog wat minuscule tekentjes op de pijp. Eén daarvan was het wapen (van Gouda) en een ‘s’je. We hadden hier met een inferieur exemplaar te maken want de ‘s’ stond voor ‘slegte’. Eén ding is slecht werk afleveren, maar om het er ook nog eens op te zetten?


Was het dan zo moeilijk, dat pijpbakken? Jazeker, en dat begon al bij het materiaal. De pijpen werden namelijk gebakken van zuivere witbakkende klei en die hebben we in Nederland niet.
In onze klei zit ijzer en dat zou een rood pijpje opleveren. Dat wilde men kennelijk niet. De witbakkende klei werd dus uit Engeland en later uit Duitsland en Belgie gehaald. Maar liefst 30 handelingen moesten eraan te pas komen om een kleipijpje te maken en het was een heel gedoe met mallen en persen.
De finishing touch werd door vrouwen en meisjes gedaan. Natuurlijk. Zo’n bonkige knecht met grote kleikneedknuisten zou zo’n pijpje meteen tot pulp knijpen.
De pijp die ik vond, dateert uit eind 1700, begin 1800. Het is een groot exemplaar. Pijpen uit eerdere jaren zijn klein. Dat komt omdat de tabak vroeger maar met mondjesmaat werd ingevoerd en daardoor erg duur was.
Aan het begin van de 18e eeuw begon men pijpen van wat duurzamer materiaal te maken zoals meeschuimen, porceleinen en houten pijpen. Maar die waren te kostbaar voor de gewone man. Die pufte door aan zijn gekleide pijp. Daar moest hij uiterst voorzichtig mee zijn, want de dingen waren erg breekbaar.
Je zou dus eigenlijk kunnen zeggen dat de kleipijp één van de eerste wegwerpartikelen was.